Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opvoeren

betekenis & definitie

I. (voerde op, heeft opgevoerd),

1. hoger, opwaarts brengen: het water wordt door pompen tot de hoogste verdieping opgevoerd; — (fig.) het gemoed dat naar hoger sferen werd opgevoerd;
2. tot een hogere graad van iets brengen, doen geraken: nu voel ik tot welke graad van opgewondenheid wij werden opgevoerd; tot een hoge trap van beschaving opvoeren; — tot hogere rang, ofwel tot bloei en welvaart brengen ;
3. in kracht en omvang doen toenemen: hoog opgevoerde aandoeningen ; de eisen opvoeren ; — (van de prijs) opdrijven ; bep. boven het redelijke opdrijven: zij vond het geld weggooien, en bromde dat alles zo ontzettend werd opgevoerd ;
4. ten tonele brengen, uitvoeren: een ballet, toneelstuk, opera opvoeren ; — aan de lezer voorstellen: hij voert ons een burgervrouw op ;
5. (Zuidn.) (van de grond) verhogen door er aarde op te brengen : een straat opvoeren;
6. stroomopwaarts voeren: koopwaren de rivier opvoeren;
7. brengen naar een plaats die als hoger wordt gedacht; vandaar, ergens heen voeren: hij voert zijn schaar den slotweg op (Staring).

II. (voerde op, heeft opgevoerd), bij het voederen geheel verbruiken: het hooi is opgevoerd.

III. (voerde op, heeft opgevoerd), (naaist.) met voering steviger maken : dat goed moet men opvoeren.