bn. (-er, -st),
1. niet te verzetten of te verplaatsen: een onverzettelijke hindernis;
2. onwrikbaar, onbuigzaam, (ongunstig, minder gewoon) eigenzinnig: een vast en onverzettelijk karakter; een onverzettelijke wil; hij bleef onverzettelijk; bw.: onverzettelijk aan iets vasthouden.