bn. bw. (-der, -st),
1. niet verwrikt kunnende worden: de omvrikbare Petrusrots straalt in de lichtgloed van de heilgenade Gods;
2. onomstotelijk: onwrikbare bewijzen;
3. onwankelbaar: een onwrikbare vastheid van geest; onwrikbaar in deugd en moed; — bw.: dit staat onwrikbaar vast.