Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontplooien

betekenis & definitie

(ontplooide, heeft ontplooid),

1. van de plooien ontdoen, gladstrijken: mijn waarde gade, ontplooi dat nors gelaat.
2. (Zuidn.) iets dat dichtgevouwen is ontvouwen: zij legde de schone halsdoek ontplooid daarnevens.
3. uiteenvouwen, uitspreiden: met ontplooide vlerken; naast het pad ontplooien de laatste bloemen haar kelken.
4. ontrollen: het vendel was ontplooid en wapperde in het midden der gesloten gelederen.
5. (gall.) vertonen: Java’s stranden ontplooien u de schat der weelderige uchtendlanden; veel kracht, een grote macht ontplooien, te werk stellen, gebruiken.
6. (gall.) (van een leger) zich over een grote uitgestrektheid verdelen, deployeren: voordat het leger zich op de hoge vlakte der heide kon ontplooien.
7. zich ontplooien, aan den dag komen, zich ontwikkelen: zelfstandig ontplooit zich tussen de militaire en de godsdienstige, de burgerlijke bouwkunst.