bn.,
1. niet bezield, levenloos: een onbezield voorwerp; ik ben geen onbezield stuk hout of steen; — zielloos;
2. (van de ogen) geen leven vertonende, levenloos, dof: er scheen licht terug te keren in dat onbezielde oog;
3. (fig.) zonder bezieling, koud: welk een onbezielde taal!; een dichtstuk zonder leven en gevoel, geheel onbezield' en koud.