I. (boordde om, heeft omgeboord), een boordsel om iets maken: is die jas al omgeboord?
II. (omboordde, heeft omboord), met een boord omsluiten, met een rand of zoom van een andere stof of kleur beleggen : men had de kraag sierlijk met goud omboord ; — (wapenk.) omboord, omgeven met een rand die smaller is dan de gewone zoom ; — (fig.) als met een boord omgeven: eeuwig ijs omboordt de kruinen der Alpen.