bn. bw.,
1. slechts één ogenblik durende, zeer kort van duur: een ogenblikkelijke indruk;
2. op het tegenwoordige ogenblik reeds aanwezig : er was geen ogenblikkelijk gevaar;
3. onmiddellijk plaats hebbende na iets anders: bij missive werd zijn ogenblikkelijke terugkomst gelqst;
4. plotseling: noodzakelijke verdediging tegen ogenblikkelijke aanranding;
5. (bw.) op hetzelfde ogenblik, op staande voet, zo aanstonds : ik liet ogenblikkelijk de dokter halen; vertrek ogenblikkelijk.