Wat is de betekenis van ogenblikkelijk?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

ogenblikkelijk

onmiddellijk. die of dat onmiddellijk plaats heeft na iets dat in het verband wordt genoemd of blijkt; meteen op dat moment plaatsvindend of tot stand komend; onmiddellijk; in bijwoordelijk gebruik: meteen; terstond; onmiddellijk; op staande voet. Voorbeelden: In het algemeen vecht de Cimande beoefenaar met zijn ellebogen dicht bij z...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ogenblikkelijk

ogenblikkelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. onmiddellijk, direct op dit moment De ogenblikkelijke sluiting van de brug zorgde voor veel overlast op. ogenblikkelijk - Bijwoord 1. onmiddellijk, direct op dit moment We moeten ogenblikkelijk schu...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ogenblikkelijk

ogenblikkelijk - bijwoord uitspraak: o-gen-blik-ke-lijk 1. zonder te wachten ♢ maak ogenblikkelijk dat je wegkomt! Bijwoord: o-gen-blik-ke-lijk Synoniemen acuut, dadelijk, direct, gelijk, meteen, onmiddellijk, onverwijld, terstond...

2024-04-19
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Ogenblikkelijk

In het Nederlands wordt ogenblikkelijk (adjectief en bijwoord) in 5 nauw verwante betekenissen gebruikt: 1.zeer kort van duur: een ogenblikkelijke indruk; 2.op dat ogenblik bestaand: er is geen ogenblikkelijk gevaar; 3.tegenwoordig, actueel: de ogenblikkelijke behoefte; 4.onmiddellijk (adjectief): de ogenblikkelijke gevolgen van de botsing; 5.onmid...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ogenblikkelijk

adv., fuort, fuort(en)dalik(s), op slach, ynienen, fuort-ynienen, op stel en sprong, op slach en stel.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ogenblikkelijk

bn. bw., 1. slechts één ogenblik durende, zeer kort van duur: een ogenblikkelijke indruk; 2. op het tegenwoordige ogenblik reeds aanwezig : er was geen ogenblikkelijk gevaar; 3. onmiddellijk plaats hebbende na iets anders: bij missive werd zijn ogenblikkelijke terugkomst gelqst; 4. plotseling: noodzakelijke verdediging tegen ogenbli...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ogenblikkelijk

bw. (1 zeer kort van duur; 2 terstond): 1. een ogenblikkelijke indruk; 2. ga ogenblikkelijk; als bn. als germ. beschouwd b.v. er is geen ogenblikkelijk gevaar (beter: op het ogenblik), de ogenblikkelijk e behoefte (beter: de tegenwoordige).

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ogenblikkelijk

(ogən'blikkələk) I. bn. 1. zeer kort van duur: een -e indruk. 2. op het ogenblik aanwezig: er is geen gevaar. 3. onmiddellijk plaatshebbend: zijn -e terugkomst werd gevorderd. II. bw. op het, dit ogenblik : hij liet de dokter halen. Syn. zie aanstonds.