Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nieuweling

betekenis & definitie

m. en v. (-en),

1. onlangs pas aangekomene, inz. in een bep. kwaliteit: de nieuwelingen aan de Militaire Academie bestempelt men met de naam van baren; — (Ind.) pas uit China aangekomen contractkoelie;
2. onervaren mens: hij is nog een nieuweling in het vak.