Wat is de betekenis van nieuweling?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nieuweling

nieuweling - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die ergens nieuw is Hij is hier gisteren komen wonen en is een nieuweling in deze buurt. Woordherkomst afgeleid van nieuw met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e- Antoniemen oude rot

2024-04-25
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Nieuweling

Nieuweling - renner die pas begint met koersen en die op het moment van aanvraag van de licentie nog geen zestienjaar is en ten minste de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nieuweling

nieuweling - zelfstandig naamwoord uitspraak: nieu-we-ling 1. iemand die nog maar kort ergens is ♢ Job is de nieuweling in onze groep Zelfstandig naamwoord: nieu-we-ling de nieuweling de...

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

nieuweling

nieuweling: behoort tot de categorie van de nieuwelingen, renners van vijftien en zestien jaar; klasse van renners die volgt op de categorie van de aspiranten; aspirant.

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

nieuweling

Renner uit de leeftijdscategorie 14-17 jaar. In de razendsnel betwiste nieuwelingenwedstrijden destijds betekende een dergelijke tegenslag onvermijdelijk het einde. (Robin Hannelore: Kampioen in een doodlopende straat. 1973) Terwijl de anderen verkleumd op de fiets zaten, was hij dan niet te temmen, Briek Schotte, de kampioen van de energie, die b...

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

nieuweling

(de; -en) - renner in de leeftijdscategorie 15-16 jaar • Er bestaan voor de nieuwelingen drie soorten licenties op basis waarvan ze aan verschillende categorieën wedstrijden mee mogen doem nieuwelingen- A, nieuwelingen-B en nieuwelingen-C. (KNWUR)

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nieuweling

s., nij(e)ling.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nieuweling

m. en v. (-en), 1. onlangs pas aangekomene, inz. in een bep. kwaliteit: de nieuwelingen aan de Militaire Academie bestempelt men met de naam van baren; — (Ind.) pas uit China aangekomen contractkoelie; 2. onervaren mens: hij is nog een nieuweling in het vak.