(Fr.),v. (-en),
1. hoedanigheid, bep. van stoffen en waren met betr. tot het gebruik dat er van gemaakt moet worden, de deugdelijkheid: deze soort is van mindere kwaliteit; de kwaliteit is belangrijker dan de kwantiteit; (met een bn. samen als attribuut bij een volg. zn.) eerste kwaliteit wol; goede kwaliteit tabak;
2.eigenschap (met betr. tot waardering), inz. van personen : hij heeft vele goede kwaliteiten; — als gallicisme ook voor goede eigenschap : een staatsman met veel kwaliteiten;
3. staat, waardigheid, functie; meest in de verb. in zijn (enz.) of de kwaliteit van... of als : in mijn kwaliteit van voorzitter kan ik... ; hij is daar ook in die kwaliteit aangesteld.