(babbelde na, heeft nagebabbeld),
1. na de afloop van iets babbelen: toen de vergadering afgelopen was, bleven de meesten nog wat nababbelen;—
2. iemands babbelen nadoen; praten zoals een ander: die kleine meid babbelt al aardig alles na; hij weet er niets van, hij babbelt de anderen maar na.