(<Lat.), o. (-en),
1. bij de Ouden een groot en kunstig gebouw, met zulk een menigte elkander kruisende gangen en ineenlopende kamers, dat men er licht in verdwalen kon, inz. het door Daedalus op Creta gebouwde; — doolhof in ’t alg., een tuin met vele kunstig dooreengevlochten slingerpaden;
2. (fig.) verwarde, duistere zaak; netelige toestand;
3. (ontl.) een deel van het inwendige gehoororgaan.