v. (kwalen),
1. langdurige, blijvende of telkens terugkerende ziekte: een ongeneeslijke kwaal; een verouderde kwaal; bijna ieder mens heeft wél een kwaal of kwaaltje; vgl. borst-, hartkwaal; — (zegsw.) het middel is erger dan de kwaal, meest fig. gebruikt; ook van ziekelijke gesteldheden of onvolkomenheden van het gemoed gezegd: ijverzucht is een helse kwaal;
2. onvolkomenheid, gebrek op zedelijk of maatschappelijk gebied: de werkloosheid was toen een algemene kwaal; dat is de kwaal van de dag, het gebrek dat zich tegenwoordig algemeen vertoont.