Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Knoest

betekenis & definitie

m. (-en)

1. harde, ruwe uitwas aan een boom ; oorsprong van een wortel, bij de stam; kwast (in hout); — (spr.) een harde knoest heeft een scherpe bijl (een scherpe beitel) nodig, ingewortelde ondeugden behoeven gestrenge middelen ;
2. ruw stuk, homp ; — (gew.) ruwe vent, lomperd ; — dwarsdrijver.

< >