(knabbelde, heeft geknabbeld),
1. (onoverg.) met vlugge, korte bewegingen op iets bijten, en gewoonlijk ook er aldus kleine stukjes van afhalen: aan een stukje kaas knabbelen; muizen hebben dat stuk geknabbeld; het ros dat bijt en knabbelt op ’t gebit; (fig.) het water knabbelt aan de oever ;
2. (overg.) (w. g.) op de genoemde wijze opeten.