Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kalfsvlees

betekenis & definitie

o., vlees van een geslacht kalf, inz. als spijs; (spr.) kalfsvlees kan geen pekel verdragen, gezegd van een jongeling die zich aan mannenwerk begeeft en daardoor zijn krachten krenkt; kalfsvlees, half vlees, (eig.) kalfsvlees is weinig voedzaam, (fig.) het zijn jongelieden die men nog niet voor vol kan aanzien; evenzo: ’t is nog kalfsvlees.