(zwolg in, heeft ingezwolgen),
1. naar binnen zwelgen, gulzig opeten of -drinken: men staat er verbaasd van, zoveel als hij kan inzwelgen; — inslikken, verslinden: een grote snoek kan een karper ineens inzwelgen ; — (gew.) zij heeft hem ingezwolgen, zij bemint hem afgodisch;
2. (fig.) verzwelgen: de zee heeft reeds onnoemelijke schatten ingezwolgen.