Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Harpij

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (Gr. myth.) godin van de alles medeslepende storm in de gedaante v. e. roofvogel met meisjesgezicht en met armen die in klauwen eindigen; ook als heraldische figuur;
2. (dicht.) wraakgierig, bloeddorstig monster; — (fig.) boze vrouw, feeks ;
3. (nat. hist.) grootste arend van Zuid-Amerika (Thrasaëtus destructor) met zeer krachtige tenen en klauwen.