Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Eindigen

betekenis & definitie

(eindigde, heeften is geëindigd),

I. onoverg.,

een einde nemen, niet verder gaan: de spoorweglijn eindigt aan de Hoek van Holland; — zijn grens hebben : hier eindigt Leiden en begint Zoeterwoude ; — de reeks eindigt, vindt een einde; — (van de tijd) het jaar eindigt de 31 Dec.; — niet voortduren, niet voortgezet worden : de onderhandelingen eindigden ; — de school eindigt om twaalf uren, gaat uit;

2. als einde hebben wat in een bep. genoemd wordt: het verhaal eindigt met zijn dood; die staaf eindigt in een punt, heeft een punt tot uiterste gedeelte; dit woord eindigt op een klinker ;

II. o verg.,

1. een einde maken aan, ten einde brengen: zijn werk eindigen; in *t bijz.: zijn leven, zijn dagen eindigen;
2. tot einde geven wat in een bep. genoemd wordt: hij eindigde zijn brief met een wens, het laatste van zijn brief was een wens; — ook absol.: de spreker eindigt (zijn rede) met de verzekering... ; — ik eindig (mijn brief, opstel); — om te eindigen, ten slotte, tot besluit.