o. (-s),
1.kleine hond : — daar zijn meer hondjes die Blom heten, er is meer gelijk dan eigen, gezegd als men iem. verkeerdelijk beschuldigt ; — van het hondje gebeten zijn, hoogmoedig zijn; 2. als vleiwoord gezegd van alles wat klein en lief is: mijn hondje! lief kind; wat een hondje van een kind, van een hoedje, van een armband enz.;
3. (gew., diev.) ben. voor een kwartje, elders voor een dubbeltje.