Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Grootvader

betekenis & definitie

m. (-s), iemands vadersvader of moedersvader; iemand die kleinkinderen heeft: mijn grootvader is nu een man van tachtig jaar ; je bent al vroeg grootvader; — in grootvaders tijden, in de oude tijd, in de dagen van olim, langvervlogen dagen; — (ook) hoogbejaard, stokoud man.

< >