(<Fr.),
I. bw.,
1. met opzet: hij deed dat expres
2. met de bepaalde bedoeling: ik kom expres om hem te spreken.
II. bn., voor een bep. gelegenheid gegeven: met expresse autorisatie.
III. zn. m., ook EXPRESS (-en), expresstrein.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: