Wat is de betekenis van expres?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

expres

expres - Bijvoeglijk naamwoord 1. met opzet Hij deed expres niet zijn best. expres - Zelfstandignaamwoord 1. (spoorwegen) verkorte vorm van exprestrein Hij ging met de expres op vakantie. Verwante begrippen moedwillig, o...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

expres

expres - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: eks-pres 1. wat zo bedoeld is ♢ hij heeft expres gelogen Bijvoeglijk naamwoord: eks-pres Synoniemen doelbewust, opzettelijk Tegenstellingen onbedoeld, ongewild, onopzettelijk

2024-04-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Expres

met opzet

2024-04-16
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Expres

1. aanduiding voor een bijzondere, snelle trein, meestal op een internationaal traject, b.v. de „Zonexpres” van Amsterdam naar de Rivièra; zie ook TEE; 2. bij de posterijen is een expresbestelling mogelijk. Het betreffende poststuk, waarop vermeld moet staan „per expresse”, dient dan aan een postkantoor te worden afge...

2024-04-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Expres

1) uitdrukkelijk, voorbedachtelijk. 2) zeer snelle trein tussen grote plaatsen

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Expres

(<Fr.), I. bw., 1. met opzet: hij deed dat expres 2. met de bepaalde bedoeling: ik kom expres om hem te spreken. II. bn., voor een bep. gelegenheid gegeven: met expresse autorisatie. III. zn. m., ook EXPRESS (-en), expresstrein.

2024-04-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

expres

uitdrukkelijk; met opzet, voorbedachtelljk.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

expres

Fr. van Lat. exprimere = uitdrukken, 1. bw. (met opzet, voorbedachtelijk): hij deed het expres; als bn. (dikwijls in één woord geschreven): expressebestelling, per ijlbode; 2. m. expressen (doorgaande, bijzonder snelle trein, die grote steden verbindt): de Oriënt Expres; ook express (Eng.) of expres(s)trein.