m. (-en),
1. het drinken of gedronken hebben ; —een kwade, een goede dronk hebben, kwaadaardig, goedaardig zijn in dronken toestand;
2. hoeveelheid die men op eenmaal drinkt, teug, slok: een dronk water, wijn; — een dronk op iem. {iets) uitbrengen, een glas wijn enz. op iem. (iets) drinken (zie ald.); een dronk instellen ; vgl. afscheids-, welkomstdronk.