Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dreef

betekenis & definitie

v. (dreven),

1. brede landweg; — dienstbaarheid van dreef (B.W.a. 733), verplichting om toe te staan over een weg te rijden of er vee langs te drijven;
2. weg met bomen, laan;
3. (in het mv.) landouw, warande, (fraaie) streek: Nunspeets heerlijke dreven; (dicht.) de aardse dreven, de aarde;
4. in de verbinding op dreef, op gang: ik kan niet op dreef komen, niet op slag komen, ’t werk wil niet vlotten; — hij is aardig op dreef om vooruit te komen, aardig op weg; — iem. op dreef helpen, op weg, aan de gang helpen; — hij is niet op dreef, met zo welsprekend, geestig, gezellig enz. als gewoonlijk.