Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doorkomen

betekenis & definitie

(kwam door, is doorgekomen),

1. zijn weg nemen, gaan of naderen door, passeren: de stoet moet hier doorkomen; gij komt hier niet door;
2. aan het andere eind komen van, ten einde brengen, doorstaan: hoe moet ik al die uren doorkomen? er ligt nog zo veel werk, het is haast niet door te komen; (scherts.) zijn geld opmaken: hij leeft of er geen doorkomen aan is;
3. door een opening of ruimte komen, meest verbonden met onder of tussen;
4. een tussenstof, weerstand of bedekking doordringen: de menigte was zo dicht, dat er geen doorkomen aan was; de zon komt door, breekt door de wolken, de mist; van berichten: hun bestemming bereiken, ontvangen worden;
5. waarneembaar worden of zich krachtiger gaan openbaren: de koorts komt niet door, openbaart zich niet krachtig; de moesson komt door, begint te waaien en brengt de regens; (radio) dat station komt niet goed door, is niet goed te horen.

< >