(Lat.), o.,
1. onderlinge aanraking, eig. of oneig.; betrekking, voeling: in contact staan, komen met; contact krijgen, houden met.
2. (in ’t bijz.) onderlinge aanraking van twee electrische geleidingen, waardoor de stroom van de ene in de andere kan overgaan: contact maken; het contact is verbroken (ook lig.).
3. toestel dat de aansluiting tussen twee electrische geleidingen bewerkt, resp. verbreekt.
4. contactpersoon.