Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Blij

betekenis & definitie

BLIJDE, bn. en bw. (blijder, blijdst),

1. vrolijk, opgewekt: weldoen en blij zijn;
2. verheugd, in aangename stemming, hetzij om iets goeds dat ons ten deel is gevallen, hetzij om iets kwaads dat ons bespaard is gebleven: blij zijn met een geschenk; ze waren blij te moede; in blijde verwachting zijn, nl. van het moederschap; — ik ben blij om hem, dat de zaak ten goede gekeerd is; ik ben blij u te zien; iem. met iets blij maken; — (zelfst. gebruikt) verblijdt u met de blijden;
3. tot vreugde stemmend, heuglijk; de Blijde Boodschap, het Evangelie; Blijde Inkomst, inhuldigingsfeest der oude graven, in Brabant ook privilegie door de vorst bij die gelegenheid uitgevaardigd;
4. oneig., van kleuren en omstandigheden: fris, lustig: het blijde jonge leven.