bn. bw. (-er, -st),
1. lastig, zwaar vallend: bezwaarlijke uitgaven; dat valt mij bezwaarlijk, ik kan het haast niet doen, bekostigen;
2. niet zonder zwarigheid, moeilijk: ik kan het bezwaarlijk geloven; het kan bezwaarlijk anders geregeld worden ; nadert tot: nauwelijks : zoiets zal men bezwaarlijk ergens vinden.