Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bezijden

betekenis & definitie

1. vz., naast: bezijden het paleis; (fig.) bezijden de waarheid, eufemisme voor: onwaar;

2. bw., langs, naast, opzij : pas op, het gaat er bezijden! (bij het schenken); iem. van bezijden aankijken, van ter zijde; hij was de plank bezijden, er naast. In Z.-Ned. gebruikt men BEZIJDS'.

< >