Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Belasten

betekenis & definitie

(belastte, heeft belast),

1. lasten, gewichten plaatsen op; bij verg. van machines en electr. geleidingen: als prestatie vergen van: de machine, de leiding is te zwaar belast.
2. bezwaren met een (inz. geldelijke) verplichting: goederen belast met vruchtgebruik; een huis met hypotheek belast; — (Zuidn.) een huis belasten, hypotheek nemen.
3. (in de handel) op iemands rekening brengen, hem debiteren.
4. belasting leggen op: voorheen was het zout belast.
5. (veroud.) beschuldigen.
6. iem. belasten met, hem als taak toewijzen, de zorg opdragen van; ook wederk. zich met een taak belasten.