belasten
belasten - Werkwoord 1. (ov) gewichten plaatsen op ♢ Jullie hebben de auto te veel belast. 2. (ov) als prestatie vergen ♢ De server werd een lange tijd te zwaar belast, waardoor hij uitviel. 3. (ov) opdracht geven tot ♢ ...
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
belasten - Werkwoord 1. (ov) gewichten plaatsen op ♢ Jullie hebben de auto te veel belast. 2. (ov) als prestatie vergen ♢ De server werd een lange tijd te zwaar belast, waardoor hij uitviel. 3. (ov) opdracht geven tot ♢ ...
Muiswerk Educatief (2017)
belasten - regelmatig werkwoord uitspraak: be-las-ten 1. iemand iets opdragen ♢ zij is belast met de zorg voor de kinderen 2. belasting laten betalen ♢ benzine is belast met 30% accijns ...
drs. L.A. Beeloo (1981)
een last te dragen geven: 1. een vaartuig, een brug belasten. De maximaal toelaatbare belasting, bestaande uit eigen gewicht en nuttige belasting (draagvermogen), moet tevoren worden berekend; 2. een machine, een (kracht)centrale, een gasfabriek belasten: het vermogen van de installatie gebruiken; 3. een huis of een stuk grond belasten: aan een a...
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
beladen, bezwaren; belasten; einen belasten, iemand debiteren; einen Angeklagten belasten, verklaringen ten nadele van een beklaagde afleggen; dieses Wort ist belastet, dit woord heeft een luchtje; erblich belasten, erfelijk belast; schwer belasten sein, (politiek) tot de zware gevallen behoren, geheel „verkeerd” geweest zijn.
Van Dale Uitgevers (1950)
(belastte, heeft belast), 1. lasten, gewichten plaatsen op; bij verg. van machines en electr. geleidingen: als prestatie vergen van: de machine, de leiding is te zwaar belast. 2. bezwaren met een (inz. geldelijke) verplichting: goederen belast met vruchtgebruik; een huis met hypotheek belast; — (Zuidn.) een huis belasten, ...
M. J. Koenen's (1937)
belastte, h. belast (1 met een last of gewicht bezwaren; 2 belasting leggen op; 3 fig. iem. de zorg voor iets, de uitvoering er van opdragen; 4 Z.-N. beschuldigen): 1. een wagen belasten; 2. effecten belasten; Z.-N. een huis belasten, hypotheek er op nemen; 3. iem. met iets belasten; zich met iets belasten; 4. Z.-N. iem. ten onrechte belasten.
Jozef Verschueren (1930)
(bə'lastən) (belastte, heeft belast) 1. een last er op leggen : een wagen met. 2. belastingen er op leggen : deuren en vensters -. 3. de zorg voor iets opdragen : iemand met een werk -; ik zal mij daarmee -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
belastte, heeft belast), 1. lasten, gewichten plaatsen op; bij vergelijking van machines en elektrische geleidingen: als prestatie vergen van: de leiding is te zwaar belast; 2. bezwaren met een (m.n. geldelijke) verplichting: goederen belast met vruchtgebruik; een huis met hypotheek belast; 3. (in de handel) op iemands rekening brengen, hem debiter...
J.H. van Dale (1898)
BELASTEN, (belastte, heeft belast), lasten, gewichten op iets plaatsen; (electrische machines) weerstand laten overwinnen; — belasting(en) opleggen; — hij kwam belast en beladen, hij had zooveel bij zich, als hij maar eenigszins kon dragen; — bezwaren een huis belast met erfdienstbaarheden; — (in den handel) (iem.) op iem...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: