Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vrede

betekenis & definitie

m.,

1. toestand van rust, afwezigheid van stoornis, kalmte : van rust en vrede houden ; vrede zij met u (heilwens); — iem. met vrede laten, ongestoord, ongemoeid; — je kunt daar niet met vrede zitten, zonder gestoord te worden ; — zijn as ruste in vrede;de huiselijke vrede, de rust in huis ;
2. afwezigheid van twist, het ongestoord samenleven : de vrede woonde in huis en de onvreê stond er buiten (Staring); — vrede met iets hebben, zich er mee kunnen verenigen, er genoegen mee nemen ;
3. de toestand dat er geen vijandelijkheid heerst, en bep. dat er niet gevochten wordt, het tegenovergestelde van oorlog of strijd: vrede op aarde', een lange periode van vrede', een man des vredes ; — vrede stichten, de onenigheid doen ophouden ; — vrede sluiten , de oorlog beëindigen ; de vrede verbreken ; op voet van vrede, zoals wanneer er geen oorlog is ; (Ind.) zich op voet van vrede stellen, zich in huis gemakkelijk kleden ; gewapende vrede, toestand dat er geen oorlog is, maar men zich steeds gereed houdt om die te kunnen voeren ; — vgl. Godsvrede; —
4. overeenkomst waarbij een oorlog beëindigd wordt, vredesverdrag : de vrede ondertekenen ; de bepalingen van de vrede van Munster; de vrede van Versailles.