Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Beheersen

betekenis & definitie

(beheerste, heeft beheerst), regeren, heersen over (thans w. g.): een volk, een land beheersen:het geld beheerst de wereld, regeert, is oppermachtig, heeft grote invloed; de alles beheersende kwestie, die gewichtiger is dan alle andere; — iem. beheersen, zedelijk in bedwang hebben, (ook) invloed op zijn meningen en daden hebben; — zich beheersen, zijn driften betomen: kalm blijven; (ook) zich beperken; — een denkbeeld, een gedachte beheerst iemand die aan niets anders denken kan; — zich door smart laten beheersen, zich geheel aan die smart overgeven; — een klasse beheersen, (in school) onder bedwang hebben: — de toestand beheersen, meester zijn van de toestand, er grote invloed op uitoefenen; — zijn stof beheersen, er in doorkneed zijn; (ook) weten wat men geven mag en verzwijgen moet, nauwkeurig weten wat hoofd- en bijzaken zijn; een studieveld beheersen, er geheel op thuis zijn; — (oorlog) een terrein, een overtocht, een bergpas beheersen, met zijn geschut bestrijken; (ook) daarop vrij kunnen handelen en manoeuvreren; een rivier beheersen, naar willekeur op beide oevers zijn strijdkrachten kunnen brengen, over minstens één overtocht beschikken; — de auto's beheersen het straatbeeld, zijn het belangrijkste element er van; — (taalk.) regeren (w. g.): een bedrijvend werkwoord beheerst een vierde naamval, eist die.