1. iem. dienen, helpen, gerieven: iem. naar zijn staat bedienen, iem. alle zorg bewijzen die hem toekomt; — iem. op zijn wenken bedienen, hem op het minste verzoek zeer vlug helpen aan wat hij verlangt; — hij laat zich bedienen, men moet hem alles aangeven; — aan tafel bedienen, ronddienen; — mag ik u bedienen ? voorzien van spijzen, dranken, verversingen ; zich bedienen, van de aanwezige spijzen een deel gebruiken; bedien ie zelf maar, tast maar flink toe;
2. iem. helpen, gerieven als leverancier, geneesheer enz. : die melkboer bedient onze gehele familie; die schoenmaker bedient ons vlug, maakt het werk vlug tiaar ; — de klanten bedienen, in een winkel of kofliehuis: het gevraagde of bestelde brengen en afleveren;
3. het geschut bedienen, behandelen, inz. laden en vuren ; een spuit bedienen;
4. een ambt bedienen, (verouderend) waarnemen, vervullen ; — het recht bedienen, recht spreken ; — het Evangelie bedienen, prediken, predikant zijn ; — (R.-K.) het altaar bedienen, term voor al de functiën van de priester ; de mis bedienen, (van de acoliet gezegd) de priester de benodigdheden voor de H. Dienst toereiken; een stervende bedienen, de laatste Sacramenten toedienen; hij is ten volle bediend(Zuidn. berecht) hij heeft het H. Oliesel en de H. Communie ontvangen ;
6. (wederk., zie ook bij 2.) gebruik maken van: zich van iets als wapen bedienen ; — zich van iem. bedienen tot, hem voor iets gebruiken; — zich van de gelegenheid bedienen, haar aangrijpen ; — hij bediende zich van leugens, hij zocht zich met leugens te helpen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk