(beantwoordde, heeft beantwoord),.
I. overg., antwoord geven op : iemand, een vraag, een brief beantwoorden; — een spreker beantwoorden (in. een vergadering), zijn op- en aanmerkingen bespreken en eventueel weerleggen; een tegenwerping beantwoorden ; — (oneig.) het vijandelijke vuur beantwoorden, terugschieten (met geweer of kanon); — een hatelijkheid,, een groet beantwoorden; een belediging met stilzwijgen beantwoorden, er niet op reageren; — iemands liefde beantwoorden, aannemen en met wederliefde vergelden;.
II. onoverg.,
1. voldoen (aan): aan een verwachting, het vertrouwen beantwoorden ; aan de eisen van een examen beantwoorden, blijk geven voldoende kennis te bezitten, slagen ; — aan een bestemming, een roeping, een doel beantwoorden, er de vereiste hoedanigheden voor bezitten, er geschikt voor zijn ;
2. geheel overeenkomen met: aan een beschrijving, een signalement beantwoorden; — de behandeling van de bol in de stereometrie beantwoordt aan die van de cirkel in de planimetrie, is gelijksoortig.
