(balde, heeft gebald),
1. (onoverg.) tot een bal worden (van brood) : dit brood is flets : het balt in mijn mond ; — die sneeuw balt niet, men kan er geen ballen van maken, zij pakt niet;
2. (overg.) tot een bal vormen: de vuist ballen ;
3. (onoverg.) met de bal spelen: zullen we eens ballen?
4. (scherts.) op een bal vertoeven.