Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Flets

betekenis & definitie

I. v. (-en), (Zuidn.) flensje.

II. bn. bw. (-er, -t),

1. bleek en bloedeloos, niet gezond: er flets uitzien;
2. van de ogen: niet helder, mat; flets uit zijn ogen kijken; — fletse kleuren, niet helder, dof; 3. slap, verlept: de bloemen hangen er flets bij;
4. (inz. Zuidn.) flauw van smaak: flets brood; — ook: een fletse smaak in de mond hebben; dat vlees heeft een fletse smaak.