Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Atlas

betekenis & definitie

m. (-sen),

I. als eigennaam
1. (myth.) reus, drager van de wereldbol;
2. gebergte in N.-Afrika;

II. als zaaknaam

1. boek met kaarten;
2. boek met afbeeldingen die bij de tekst van een werk behoren;
3. (ontl.) bovenste halswervel die ’t hoofd draagt;
4. (gemeenz. en gew.) wat heb ik een atlas met die jongen, wat een last en drukte, vgl. hartlast.

< >