m. (-s),
1. (in ’t alg.) iem. die draagt, die daarvan zijn vak maakt of het bij een bep. gelegenheid doet: de dragers van de expeditie; vgl. banier-, horen-, turfdrager; in ’t bijz. in toepassing op de personen die bij een begrafenis het lijk dragen ;
2. iem. die het genoemde bezit: drager van het ridderkruis ; — drager van de kroon, regerend vorst; — drager van een beroemde naam;
3. (fig.) de drager van een beginsel, iem. in wie een beginsel belichaamd is;
4. voorwerp dat iets draagt of steunt; — atlas (wervel).