Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Alvast

betekenis & definitie

bw., intussen reeds, voorshands, in afwachting van wat volgt: hij zal ons wel spoedig komen afhalen, laten we alvast ons boeltje maar pakken ; — zoveel is reeds zeker, dat weet ik al: hoe ik over hem denk? een ongemanierd mens is hij alvast.

< >