m., g. mv.,
1. het verkopen, aan de man brengen van koopwaren, grondstoffen of voortbrengselen: een landbouwer moet een geregelde, gemakkelijk toegankelijke markt kunnen vinden tot afzet zijner producten ; de afzet van kaas naar Spanje is groot;
2. de daad van zich af te zetten (bij het springen).