m. (-s, ...ralen),
1. opperbevelhebber ener oorlogsvloot, ’t zij hij al dan niet de bepaalde rang en titel van admiraal heeft;
2. (hist.) persoon met de hoogste waardigheid bij het zeewezen bekleed;
3. (fig.) het admiraals- of vlaggeschip met zijn bemanning; (zegsw.) de admiraal heeft geschoten, de gastheer heeft zijn glas opgenomen en daardoor het sein gegeven om de maaltijd te beginnen;
4. admiraalvlinder. ADMIRAAL'-GENERAAL', m. (-s-generaal, admiralen-generaal), tijdens de Republiek titel van het nominale hoofd der vloot. De meeste stadhouders van Holland bekleedden deze waardigheid; zij werden op de vloot vertegenwoordigd door de Luitenant-Admiraal-generaal, in de gewone spreektaal veelal kortweg admiraal genoemd.