Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 31-10-2019

Sinterklaasliedjes

betekenis & definitie

De vijftien meest bekende sinterklaasliedjes
zie Liederen

Zie ginds komt de stoomboot (J. Schenkman, 1850)

Zie ginds komt de stoomboot
Uit Spanje weer aan!
Hij brengt ons Sint-Nicolaas
Ik zie hem al staan.
Hoe huppelt zijn paardje
Het dek op en neer.
Hoe waaien de wimpels
Al heen en al weer.
Zijn knecht staat te lachen
En roept ons reeds toe: ‘Wie zoet is, krijgt lekkers,
Wie stout is de roe.
O, lieve Sint-Nicolaas,
Kom ook eens bij mij
En rijdt dan niet stilletjes
Mijn huisje voorbij!

Zie de maan schijnt door de bomen (J.P. Heije, 1843)

Zie de maan schijnt door de bomen,
Makkers staakt uw wild geraas;
’t Heerlijk avondje is gekomen,
’t Avondje van Sinterklaas.
Vol verwachting klopt ons hart,
Wie de koek krijgt, wie de gard!
Vol verwachting klopt ons hart,
Wie de koek krijgt, wie de gard!

O, wat pret zal het zijn te spelen
Met die bonte harlekijn!
Eerlijk zullen we alles delen:
Suikergoed en marsepein.
Maar o wee, wat bitt’re smart,
Kregen wij voor koek een gard.
Maar o wee, wat bitt’re smart,
Kregen wij voor koek een gard.

Maar ik vrees niet dat wij klagen,
Vader en moeder zijn zo goed.
Waren wij niet alle dagen,
Vele waren wij toch zoet.
Ban de vrees dus uit je hart,
Heus, er ligt geen enk’le gard.
Ban de vrees dus uit je hart,
Heus, er ligt geen enk’le gard.

Sinterklaas Kapoentje (anoniem, vanaf 1893 verschillende versies; mogelijk van J.P. Heije)

Sinterklaas kapoentje,
Gooi wat in mijn schoentje
Gooi wat in mijn laarsje
Dank u Sinterklaasje!
Sinterklaasje bonne, bonne, bonne,
Gooi wat in mijn lege, lege tonne,
Gooi wat in de huizen
We grabbelen als muizen.

O, kom eens kijken (Kath. Leopold, Zes december, 1898)

O, kom eens kijken,
Wat ik in mijn schoentje vind,
Alles gekregen Van die beste Sint:
Een pop met vlechten in het haar,
Een snoezig jurkje kant-en-klaar,
Drie kaatseballen in een net,
Een letter van banket!
O, kom eens kijken,
Wat ik in mijn schoentje vind,
Alles gekregen Van die beste Sint!

O, kom eens kijken,
Wat ik in mijn schoentje vind,
Alles gekregen Van die beste Sint:
Een bromtol met een zweep erbij,
Een doos met blokken, ook voor mij,
En schaatsen en een nieuwe pet,
Een letter van banket!
O, kom eens kijken,
Wat ik in mijn schoentje vind,
Alles gekregen Van die beste Sint!

*Oorspronkelijk was de tekst ‘O kom eens kijken’; pas later is het woordje ‘er’ toegevoegd (voor ‘eens’).


Hoor de wind waait door de bomen (R.A. van Pelt, 1908)

Hoor de wind waait door de bomen,
Hier in huis zelfs waait de wind.
Zou de goede Sint wel komen,
Nu hij ’t weer zo lelijk vindt?
Nu hij ’t weer zo lelijk vindt.

Ja, hij rijdt in donk’re nachten,
Op zijn paardje, o zo snel.
Als hij wist hoezeer wij wachten,
Ja gewis, dan kwam hij wel!
Ja gewis, dan kwam hij wel.

Hoort wie stapt daar kind’ren,
Hoort, wie klopt daar kind’ren,
Hoort, wie tikt daar tegen ’t raam?
’t Is een vreemde zeker,
Die verdwaalt is zeker,
’k Zal hem gauw eens vragen naar zijn naam.

Sint-Nicolaas, Sint-Nicolaas,
Breng ons vanavond een bezoek
En strooi ons wat lekkers
In d’een of and’re hoek.

Stoute kind’ren, zegt hij
Krijgen knorren, zegt hij
En een zakje, zegt hij, met wat zout.
Want je weet wel, zegt hij
Dat Sint-Nicolaas, zegt hij
niet van stoute kinderen houdt,
Sint-Nicolaas, Sint-Nicolaas,
Breng ons vanavond een bezoek
En strooi ons wat lekkers
In d’een of and’re hoek.

De zak van Sinterklaas

De zak van Sinterklaas, Sinterklaas,
Sinterklaas, .
De zak van Sinterklaas, O jongens,
jongens ’t is zo’n baas.
Daar stopt hij, daar stopt hij, daar stopt
hij blij van zin,
De hele, de hele, de hele wereld in.
De zak van Sinterklaas, Sinterklaas,Sinterklaas,
De zak van Sinterklaas, O jongens,
jongens ’t is zo’n baas.

Hij is voor groot en klein, groot en
klein, groot en klein,
Hij is voor groot en klein, voorzien,
voorzien van marsepein.
En bergen, en bergen en bergen suikergoed,
Zo lekker, zo lekker, zo lekker en zo
zoet!
Hij is voor groot en klein, groot en
klein, groot en klein,
Hij is voor groot en klein, voorzien,
voorzien van marsepein.

Maar onder in die zak, in die zak, in die
zak,
Maar onder in die zak, daar ligt een hele
grote plak.
Voor ’t luie, voor 't stoute, voor 't luie
stoute kind.
Zeg past hij, zeg past hij, zeg past hij
jou ook vrind?
Maar onder in die zak, in die zak, in die
zak,
Maar onder in die zak, daar ligt een hele
grote plak.

Sinterklaas is jarig (W.F. Oostveen, 1877)

Sinterklaas is jarig,
’k Zet mijn schoen vast klaar.
’k Hoop dat hij hem vol doet,
Met ja, wist ik het maar.
Hier leg ik wat haver,
Daar wat stro voor ’t paard.
Want dat trouwe beestje,
Is dat heus wel waard.

Als de kleintjes slapen,
Komt de goede Sint,
Die de brave kind’ren
’t Allermeest bemint.
Paardje volbeladen
Voert hij met zich voort,
En zijn knecht vertelt hem,
Wat hij heeft gehoord.

Wie was ongehoorzaam?
Wie was wel eens lui?
Of wie had er soms wel
Eens een boze bui?
Maar wie het niet weer doet
En er spijt van heeft,
Kan erop vertrouwen,
Dat Sint hem vergeeft.

Zoetjes gaan de paardenvoetjes (S. Abramsz, 1919) (R.A. van Pelt, 1926)

Zoetjes gaan de paardenvoetjes,
Trippel, trappel, trippel, trap...
’t Is het paard van Sinterklaasje,
Stippe, stappe, stippe, stap.
Schimmeltje draagt met gemak,
Sinterklaasje over ’t dak.
Schimmeltje draagt met gemak,
Sinterklaasje over ’t dak.

’t Paardje kan de weg wel vinden,
Trippel, trappel, trippel, trap...
In ’t held’re maneschijntje,
Stippe, stappe, stippe, stap.
’t Paardje is nog lang niet moe, .
Maar het moet naar bedje toe.
’t Paardje is nog lang niet moe,
Maar het moet naar bedje toe.

’k Hoor de vlugge paardenvoetjes,
Trippel, trappel, trippel, trap...
In mijn lekker warme bedje,
Stippe, stappe, stippe, stap.
En ik droom van Sinterklaas
En zijn zwarte Pieterbaas.
En ik droom van Sinterklaas
En zijn zwarte Pieterbaas.

Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht (R.A. van Pelt, 1926)

Sinterklaasje, kom maar binnen met je
knecht,
Want we zitten allemaal even recht.
Misschien heeft u wel even tijd,
Voordat u weer naar Spanje rijdt,
Sinterklaasje, kom dan even bij ons aan
En laat je paardje maar buiten staan.
En we zingen en we springen en we zijn
zo blij,
Want er zijn geen stoute kind’ren bij.
En we zingen en we springen en we zijn
zo blij,
Want er zijn geen stoute kind’ren bij.

Op de hoge, hoge daken (S. Abramsz, 1919) )

Op de hoge, hoge daken
Rijdt Sint-Niklaas met zijn knecht.
Wil je weten, beste kind’ren
Wat hij tot zijn knechtje zegt:
‘Kijk eens even, beste Piet,
Of j’ook stoute kind’ren ziet!
Kijk eens even, beste Piet,
Of j’ook stoute kind’ren ziet!’

Pietje gluurt door elke schoorsteen
En hij meldt de goede Sint,
Die geduldig staat te wachten,
Ieder ongehoorzaam kind.
Alles ziet die slimme Piet,
Zich vergissen kan hij niet.
Alles ziet die slimme Piet,
Zich vergissen kan hij niet.

Sinterklaasje schrijft verdrietig
Al die namen in zijn boek.
En hij zegt: ‘Die kind’ren krijgen
Ook geen speelgoed en geen koek!
Wil dat goed onthouden, Piet,
Want zij doen mij maar verdriet.
Wil dat goed onthouden, Piet,
Want zij doen mij maar verdriet.’

Daar wordt aan de deur geklopt (J. Veth, 1907)

Daar wordt aan de deur geklopt,
Zacht geklopt, hard geklopt,
Daar wordt aan de deur geklopt,
Wie zou dat zijn?
‘Wees maar gerust, mijn kind,
Ik ben een goede vrind,
Want al ben ik zwart als roet,
’k Meen het wel goed.

Want ik kom van Sinterklaas,
Sinterklaas, Sinterklaas,
’k Heb voor jou, mijn kleine baas
Moois in mijn zak.
Ben je goed zoet geweest,
Wees dan maar niet bevreesd,
Want dan schenkt Sint-Nicolaas,
Fijn speculaas.’

Zwarte knecht, wees wel bedankt,
Wel bedankt, wel bedankt,
Nu zal ik aan ’t leren gaan,
Daar kan j’op aan.
Borstplaatjes, groot in tal,
’k Deel ze vanavond al
Met mijn lieve zusje klein.
Blij zal ze zijn!

Sinterklaas goedheilig man (1645/1897, verschillende versies)

Sinterklaas goedheilig man
Trek je beste tabberd an.
Rijd ermee naar Amsterdam,
Van Amsterdam naar Spanje,
Appeltjes van oranje,
Peertjes aan de bomen,
Sinterklaas zal komen.

Sinterklaas, die goeie heer (H.A. Almoes, 1931)

Sinterklaas, die goeie heer,
Komt hier alle jaren weer,
Uit het land van Spanje.
Dan brengt hij ons lekkere koek,
Speelgoed en een prentenboek,
Appels van Oranje.

Piet, z’n knecht zo zwart als roet,
Met zijn struisveer op zijn hoed,
Kijkt door ’t vensterglaasje.
Als dan allen, groot en klein,
Lief en zoet naar bed toe zijn,
Roept hij Sinterklaasje.

Alle schoentjes staan al klaar
Keurig netjes naast elkaar,
Met een aardig briefje.
Daar leest Sint-Niklaas dan in,
Wat er juist is naar de zin,
Van zijn hartediefje.