Gepubliceerd op 21-06-2017

Tierelier

betekenis & definitie

1. -(e), slang voor ‘dronken’. Syn. blauw; in de olie; kachel; s(j)ik(ker); teut.

Maar wij zijn niet snik. Wij zijn tierelier! (Jos Brink: Laat mij maar schuiven, 1988)

2. als een - gaan/lopen/verkopen enz., erg vlot, zeer goed, heel makkelijk gaan, lopen, verkopen enz. Tierelier is een wat archaïsch woord, eigenlijk gevormd als klanknabootsing om het geluid van gezang weer te geven. Het verrichten van een werkzaamheid gaat altijd beter bij het zingen van een vrolijk deuntje.

Ik zou tien jaar one man show gaan doen met daarin alle oude succesnummers. Ik stond er mee in Antwerpen en het liep als een tierelier. (Vrij Nederland, 24/08/85)

’s Zomers de terrassen op de Grote Markt en bij de Wijnhoven. Parapluie en Bebob lopen als een tierelier ... (Playboy, september 1987)

Ze vliegen als warme broodjes de deur uit. ‘De verkoop loopt als een tierelier.’ (De Volkskrant, 28/11/92)

Ik ga altijd laat naar bed, zoop tot voor drie maanden als een tierelier en rookte tot voor twee jaar als een ketter zware shag. (Rob de Nijs, in: Nieuwe Revu, 24/11/93)