1. bij het-,volgens Van Dale(1992) gewestelijk voor ‘goed bij de pinken’. We vinden deze uitdr. o.a. terug bij Boekenoogen en bij Van Veen; de laatste geeft als verklaring ‘bijdehand zijn; slim zijn’.
2. over het- springen,overspel plegen. Eigenlijk ‘de omheining van zijn huis overgaan (om naar een ander te kunnen gaan)’. Deze uitdr. komt al voor in de vroege 17de eeuw.