Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zelter

betekenis & definitie

Zelter - (Karl Friedrich), geb. 1758 te PetzowWerder a. d. Havel, overl. 1832 te Berlijn, de zeer muzikaal begaafde zoon van een meestermetselaar, die er op stond, dat Z. het in zijn vak eveneens tot meester bracht. Met ongelooflijke energie heeft Z. het zoowel in zijn ambacht, als in de toonkunst, tot een groote hoogte gebracht. Hij was een goed violist, pianist en organist, maar bespeelde bovendien nog een aantal andere instrumenten; zijn waarde als theoreticus blijkt uit zijn onderricht aan Mendelssohn ; zijn eigenschappen als dirigent toonde hij als leider van de Sing-Academie (opvolger van Fasch) en als oprichter van de eerste Liedertafel.

Goethe, die hoogelijk ingenomen was met de composities van zijn gedichten door Z., hield een geregelde briefwisseling met hem. Z. heeft op de ontwikkeling der toonkunst in Duitschland, en vooral in Berlijn, een grooten en heilzamen invloed gehad. Trots zijn eenvoud was hij een der grootste figuren van zijn tijd.

< >