Utilisme - Opvatting van het zedelijke leven, volgens welke dit moet worden bepaald door zijn nuttigheid (Lat. utilitas), bruikbaarheid. De waarde van het zedelijk-goede ligt dus niet in het goed-zijn zelf, maar in zijn betrekking tot iets anders, wat het dient. Gewoonlijk wordt dit gezocht in het geluk: Endaemonisme. Men kan dit nut hooger of lager, stoffelijk of geestelijk, persoonlijk of ruimer opvatten.
Het staat ook vast, dat het goede goed is voor iets. Maar dit mag nooit de maatstaf zijn van het goede zelf, dat een absolute waarde heeft in zichzelf, als zedelijk goed. De Grieksche moraal stond over ’t geheel op het standpunt van het U. Ook de nieuwe moraal van velen, b.v.: J. Stuart Mill, Fr. Paulsen. Daartegenover maakt de moraal van Kant de zedelijke waarde geheel los van het U.: een goede wil is het eenige waarlijk goede in de wereld. De Christ. moraal verwerpt ook het U.; wat goed is is goed, omdat het beantwoordt aan den eisch van het geweten en daarmee aan den wil van God. Wèl werpt het goede goede vruchten af, Gods wil doen maakt gelukkig, maar het nut mag niet het zedelijke leven beheerschen.