Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Geluk

betekenis & definitie

Geluk - in objectieven zin is die, van ’s menschen wil onafhankelijke, loop der omstandigheden, die overeenkomt met zijn wenschen en hopen (b.v. het geluk begunstigde hem in de loterij), dus = gunstig toeval. Subjectief is geluk = de toestand van lust die volgt uit de volkomen bevrediging van alle wenschen en behoeften. Genot is een zaak van het oogenblik, het duurt maar kort, ontstaat uit het tegendeel en gaat daarin over. Maar in het begrip „geluk” zweeft den mensch iets veel hoogers voor, iets duurzaams, iets dat zijn diepere wezen raakt.

Het is echter moeielijk dit voorzwevende te bepalen. Kant zegt terecht; „het is jammer, dat het begrip geluk zulk een onbepaald begrip is, dat hoewelk elk mensch daartoe wenscht te geraken, hij toch nooit bepaald en met zichzelf overeenstemmend zeggen kan, wat hij eigenlijk wenscht en wil. De oorzaak daarvan is, dat alle elementen die tot het begrip gelukzaligheid behooren, aan de ervaring moeten ontleend worden, en desondanks voor de Idee van de gelukzaligheid een absoluut geheel, een maximum van bevrediging in mijn tegenwoordigen en elken toekomstigen toestand vereischt wordt.”